De vraag komt regelmatig voorbij: “Wat is nu eigenlijk het verschil tussen een bekapping van een traditionele hoefsmid en die van een ‘natuurlijk’ bekapper?”
Het korte antwoord is dat het merendeel van de traditionele hoefsmeden de hoef bekappen zoals ze zouden doen als voorbereiding van de hoef voor het aanbrengen van een hoefijzer. De natuurlijke bekapper volgt de natuurlijke vorm van de hoef en bootst de slijtage van de hoef na van een (wild) paard dat zelf trimt door vele kilometers te lopen over een gevarieerde ondergrond.
Wat doet de hoefsmid?
Een platte trim – Als voorbereiding voor een hoefijzer wordt de te lange hoefwand weggeknipt en de draagrand plat afgevijld. Op die manier zou een ijzer naadloos op de hoef aansluiten. De kwartieren worden relatief langer gelaten (hoger dan de zool) omdat er anders een kier tussen de hoefwand en het ijzer zou ontstaan. De rand van de hoefwand wordt door veel smeden niet afgerond maar houdt een scherp randje.
Hielen, zolen, steunsels en stralen – De hielen worden hoog gelaten zodat de straal de grond niet raakt. De zool wordt vervolgens hol uitgesneden om de zool zo ver mogelijk van de grond af te houden. De steunsels worden teruggebracht tot het niveau van de zool. De straal wordt in een ‘nette vorm’ bijgesneden. Flare wordt genegeerd of vanaf de buitenkant tot hoog op de hoefwand weggeraspt.
Voetas – De traditionele hoefsmid let op de voetas. De voorkant van de hoef en de voorkant van het kootbeen moeten vanuit de traditionele visie onder dezelfde hoek gebracht worden. Als hoef en koot een knik maken wordt gesproken van een gebroken voetas en worden de hiel of de toon aangepast om de as te corrigeren en hoef en koot in één lijn te brengen.
Interval – De traditionele bekapping wordt meestal om de 6 weken gedaan of soms worden de intervallen nog langer gelaten.
Wat doet de natuurlijke bekapper?
Nabootsen natuurlijke slijtage – Een natuurlijke (of anatomische) bekapping heeft als doel de natuurlijke slijtage na te bootsen die de hoeven zouden hebben ondervonden als het paard genoeg kilometers had afgelegd over de juiste soort ondergrond. Bij voldoende contact met een gevarieerd terrein krijgt de hoef vanzelf een korte teen, een lage hiel, een holle zool (niet uitgesneden) en een brede, goed ontwikkelde straal die op de grond staat.
Hoefmechanisme – Het gevolg van deze vorm of die nu natuurlijk zo gesleten is of natuurlijk zo bekapt is, is dat het hoefmechanisme verbetert. De hoef krijgt een maximale doorbloeding, de interne en externe weefsels van de hoef optimaliseren en de schokdemping verbetert.
Hiellanden – Met de onderdelen van de hoef gezond en in de juiste positie zullen de meeste paarden op hun hiel gaan landen. Dit is gunstig voor het hele paard. Omdat de schokabsorberende delen van de hoef zich in de achterkant van de hoef bevinden zal het paard beter gaan bewegen en de kans op o.a. pees-, spier- en rugproblemen afnemen.
Zolen – Een natuurlijke bekapper snijdt niet in de levende zool. Wel worden dood materiaal en overgroeide steunsels zoveel mogelijk van de zool verwijderd. De welving onder de zool wordt er niet ingesneden maar is het gevolg van een goed verbonden hoefwand, de goede doorbloeding van de hoef en het natuurlijke vereeltingsproces. Door de lage hiel en korte teen krijgt de hoef de kans om een zool te creëren die overal dezelfde dikte heeft. Een dikke, gewelfde zool zorgt er voor dat het hoefbeen zover mogelijk van de grond af wordt getild. Op die manier kan het paard zonder gevoeligheid over elk soort terrein lopen.
Steunsels – Verschillende stromingen van natuurlijke bekappers zijn het niet helemaal eens over het onderhoud van de steunsels. De meeste bekappers zullen voorkomen dat de steunsels onder druk komen te staan van de ondergrond. Belangrijke indicatie dat steunsels meer weggesneden moeten worden zijn kwartierflare, diepe straalgroeven en overgroeide zool. Om goed op de hiel te kunnen landen moet het paard een duidelijk zichtbare driehoekige ‘seat of corn’ hebben!
Kwartierboogjes – Een natuurlijke bekapper vijlt de hoefwand terug tot iets boven de zool. Door de zool rondom te volgen ontstaat er bij veel paarden ter hoogte van de kwartieren een boogje. Door zo’n kwartierboogje (quarter arch, scoop, airgap) wordt de druk op de zijkant van de hoef verlaagd. Het gevolg hiervan is dat de hoornpijpjes (tubules) recht naar beneden kunnen groeien. Problemen als barsten en scheuren en ondergeschoven hielen krijgen mede hierdoor de kans om uit te groeien.
Hielen – De hielen worden zo laag mogelijk en zo ver mogelijk naar achteren getrimd maar nooit lager dan het niveau van de zool. Het kan een aantal maanden duren voordat de hielen zo ver kunnen worden verlaagd dat ze naast het breedste deel van de straal komen te zitten.
Stralen – De straal wordt door de natuurlijk bekapper niet schoongesneden om er een mooie vorm aan te geven. Hooguit worden wat schimmelige flapjes weggesneden. De zijkanten die over de zijdelingse straalgroeven liggen worden bij voorkeur wel verwijderd zodat de hoef zichzelf makkelijk schoon kan houden.
Mustangrol – In de optiek van de natuurlijk bekapper is flare het resultaat van een zwakke witte lijn verbinding en druk van onderaf op de hoefwand. Door de hoefwand af te ronden met een mustangrol wordt de druk op de witte lijn verlaagt en krijgt de hoefwand de kans om een goede aansluiting te groeien. Op die manier groeit flare vanzelf uit. Hoger dan de onderste twee centimeter wordt er aan de buitenkant van de hoefwand door de natuurlijk bekapper niet gevijld. De mustangrol maakt de afwikkeling van de hoef makkelijker en helpt ook brokkels en barsten te voorkomen.
Voetas is geen verschijnsel waar natuurlijke bekappers zich druk over maken. Als de witte lijn goed vast zit, het hoefbeen bijna parallel aan de grond staat en de hiel laag is zal de voetas als resultaat hiervan vanzelf in een lijn komen te staan.
Interval – Een natuurlijke bekapper zal de voorkeur geven aan vaker kleine bekapbeurten. Op die manier krijgt de hoef geen grote lengte en standverschillen te verduren. Zoek naar een bekapper die tijd heeft om elke 4 tot 6 weken bij je langs te komen. Nog beter resultaat kun je verwachten als je zelf tweewekelijks de hoeven even bijvijlt. Zelfs als je de allerbeste trimmer van het hele land hebt en hij komt niet vaak genoeg langs dan zullen de hoeven van je paard hieronder lijden.
Hoeven zijn de verantwoordelijkheid van de eigenaar van het paard
Of je nu je paard door een goede traditionele hoefsmid of een goede natuurlijk bekapper laat onderhouden het is belangrijk dat je zelf genoeg van hoeven weet dat je de kwaliteit van hun werk kunt beoordelen. Hou in de gaten of de hoeven van je paard langzaam maar zeker vooruit gaan of juist achteruit!
De verschillen globaal op een rijtje
Traditioneel
Hoefwand (draagrand) draagt het meeste gewicht
Hoefwand volgt de ondergrond (plat)
Hoefwand wordt scherp gelaten
Hielen worden hoger gelaten
Straal van de grond af
Zool uitgehold
Flare wordt aan de buitenzijde afgevijld
Hielen en tenen aanpassen om voetas te corrigeren
Langere interval (6 weken+)
Natuurlijk
Hoefwand, straal en zool zijn gewichtdragend
Hoefwand volgt de zool (boogje)
Hoefwand afgerond met mustangrol
Hielen worden zo veel mogelijk verlaagd
Straal op de grond
Zool met natuurlijk welving / Levende zool wordt niet in gesneden
Flare wordt alleen van de onderste 2 cm afgevijld
Voetas als gevolg van strakke witte lijn en correcte stand van het hoefbeen
Kortere interval (4-6 weken, liefst met elke twee weken tussentijds onderhoud van de eigenaar)